Page 8 - index
P. 8

K8inderopvang gemeenschappelijk belang
Voor ouders, rijksoverheid en werkgevers
Veel gezinnen trokken van het platte- land naar de stad om daar in de fabrie- ken te gaan werken. De typische vorm van kinderopvang van het platteland verdween. Gevolgen van deze situatie waren ondervoeding, kinderarbeid en kindersterfte. Het aantal vondelingen steeg met het jaar. Er moest gezocht worden naar een andere oplossing. Met kinderbewaarplaatsen werd ge- probeerd de situatie voor de kinderen te verbeteren.
Daarna is de kinderopvang in verschil- lende stappen gegroeid. Na de tweede wereldoorlog bleven de opvattingen over het gezin het zelfde. Men was van mening dat de kinderopvang buiten het gezin schadelijk zou zijn voor de kinde- ren. Ze zouden zich niet goed genoeg aan mensen kunnen hechten. Het aan- tal bewaarplaatsen vermeerderde licht. Deze groei werd mede veroorzaakt door de bewustwording van het belang van de opvoedkundige aspecten in de kinderopvang. Kinderbewaarplaatsen waren er niet meer alleen om kinderen te bewaren. Ze moesten ook een be- langrijke bijdrage geven aan de ontwik- keling van de kinderen. De naam
De zorg voor de jonge kinderen was altijd de taak van de moeders. In de 16e tot 19e eeuw zorgde de man voor de inkomsten en de vrouw voor de kinderen.
Door armoede kwamen er echter veranderingen in het ideaalbeeld van het traditionele gezin.
De lage lonen maakten het noodzake- lijk dat beide ouders aan het arbeids- proces buitenshuis gingen deelnemen. Kinderen uit de arbeidersgezinnen werden opgevangen door andere gastmoeders uit de buurt of door een inwonend familielid. Op het platteland woonden hele families bij elkaar waar- door er altijd wel iemand aanwezig was om op de kleine kinderen te passen. Om een goed beeld te krijgen van de kinderopvang in het algemeen in ons land is het leuk om terug te kijken naar het ontstaan van de kinderopvang.
Het verhaal begint met de voorlopers van de georganiseerde kinderopvang, de kinderbewaarplaatsen.
Industrialisatie
De industrialisatie in de tweede helft van de 19e eeuw was de aanzet tot het ontstaan van de kinderbewaarplaatsen.
kinderbewaarplaatsen veranderden in crèches.
Rijksoverheid
ling. De rijksoverheid ging anders naar de kinderopvang kijken. Als een gemeenschappelijk belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid van ouder, overheid en werkgevers.
De buurt- en clubhuizen begonnen ook met het opzetten van kinderopvang. Een tekort aan arbeidskrachten leidde tot de eerste bedrijfscrèches bij firma’s als Verkade en Van Nelle. In de jaren zeventig kwam er een verdere groei door een duidelijke arbeidstoename van vrouwen. De kinderopvang was voornamelijk het domein van liefdadig- heid en particulier initiatief gedragen door vrijwilligers. Het aantal kinderen per gezin nam af maar de vraag naar kinderopvang/peuterspeelzalen nam toe. Men ging het meer beschouwen als een plek waar de kinderen in con- tact komen met leeftijdsgenootjes, wat goed is voor de ontwikkeling van de kinderen. De rijksoverheid begon het belang van de kinderopvang te steunen in de vorm van overheidsfinanciering. Ter versterking van de positie verstrekte de rijksoverheid, via de rijksbijdragere- geling, sociaal en cultureel werk met een jaarlijkse bijdrage per peuterspeel- zaal. Ook bij kinderdagverblijven kon er sprake zijn van een rijksbijdragerege-
De groei in het aantal gebruikers van de kinderopvang zorgt er voor dat niet alleen de kinderen thuis worden opge- voed, maar ook in de opvang.
De kracht van de kinderopvang draaide toen niet alleen om de capaciteit van de opvang, maar zeker om het leveren van kwaliteit.
In 2005 trad de wet kinderopvang wer- king. Hierdoor kreeg de kinderopvang voor het eerst een wettelijk kader. Deze wet waarborgt de kwaliteit van de kinderopvang en het toezicht daarop. De ondernemers van de kinderopvang moeten zorgen voor een verantwoorde kinderopvang en voor opvang in een veilige en gezonde omgeving.
Deze wet regelt ook de financiering
van de kinderopvang door ouders, werkgevers en de overheid.
De regeling zorgt er voor dat ouders werk en ouderschap met elkaar kunnen combineren.
Onderscheid kinderopvang en peuteropvang is in 2016 verdwenen
Vanaf 1 januari 2016 gelden dezelfde kwaliteitseisen voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Er is op dat punt dus geen verschil meer tussen kinderopvang en peuteropvang (de voormalige peuterspeelzalen). Daarnaast gaat de pedagogische kwaliteit omhoog. Er is meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen.
Werkende ouders krijgen verder sinds 1 januari 2016 niet alleen kinderop- vangtoeslag als zij hun kind naar de kinderopvang brengen, maar ook als zij gebruik maken van een peuteropvang.
schoolloopbaan en op de arbeidsmarkt. Ook voor ouders is het gemakkelijker en duidelijker nu er geen verschillen meer zijn. Dat zorgt voor duidelijkheid en voor een betere aansluiting op de basisschool.
Peuters worden op een speelse manier gestimuleerd in hun ontwikkeling zodat
zij goed voorbereid naar de basisschool gaan. De pedagogische kwaliteit van de opvang verbetert door een betere mix van HBO- en MBO- medewerkers, per- manente scholing van de medewerkers en door het gebruik van een kindvolg- systeem. Alle pedagogisch medewerk- sters moeten in het bezit zijn van de 3F taaltoets. Er wordt tevens gezorgd voor een goede overdracht van kinderen tus- sen de voorschoolse voorziening en de basisschool.
Gemeenten ontvangen van het Rijk geld voor voorschoolse voorzieningen
voor niet-werkende ouders. Zij kunnen, afhankelijk van de behoefte van het kind en de lokale afwegingen, een aanbod aan ouders doen.
Het kabinet gaat met de brancheorgani- saties, Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en Peuterspeelza- len (BOinK) en de VNG afspraken maken over de uitwerking van het landelijke kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen.
Goede kinderopvang en peuteropvang zijn in het belang van elk kind. Het maakt ze kansrijker in hun latere


































































































   6   7   8   9   10